Columns

Soms plaag ik mensen, gewoon om te kijken hoe ze denken over God. Een grapje lokt de ander namelijk meer uit de tent dan serieus gepreek. Het zijn vooral de ogen die reageren, waar duizend woorden tekortschieten. Deze meneer keek mij ook aan met een blik van verwarring en van schrik. Hij had juist openhartig verklaard niet te geloven in een leven na de dood. We hadden een Doedag op het Stift voor vrijwilligers die wilden helpen alles na de winter weer netjes te maken. De begraafplaats valt daar ook onder. Nu zaten we aan de lunch en onder het genot van een kopje soep leidde ik het gesprek naar een discussie over het hiernamaals. Ik zei, heel gemeen, dat we hoe dan ook zouden zien of er een hemel is. En met een ernstig gezicht vertelde ik dat hij dan tevergeefs aan de hemelpoort zou staan te wachten om naar binnen te mogen. Ik zou hem dan uitlachen en zeggen dat hij maar had moeten vertrouwen op het eeuwige leven. Als dominee kun je natuurlijk meteen doorlopen…. Een tafelgenoot ging nog een stapje verder. We zullen wel naar je zwaaien…. De ontkenner van het hiernamaals keek me aan en vroeg zich af of ik dat nou meende. Aarzeling, of er misschien toch meer is dan dit aardse bestaan, kennen we diep van binnen allemaal. Ik stelde hem gerust. Deze dag vol goede werken zou de tijd in het voorgeborchte vast verkorten. Er kwam geen antwoord van de persoon tegenover mij. Maar ik zag dat hij zich verwonderd afvroeg, of het misschien waar zou kunnen zijn. Niemand heeft een bewijs. Zelfs het verhaal van de opstanding, die we met Pasen vieren, overtuigt niet iedereen. Het zet ons hopelijk wel aan het denken, hoe we leven.

Ds. Roelof Kloosterziel