Algemeen
1934-2024: Uit nood geboren en bijzonder geworden in eenvoud
Heilige Jozefkerk Noord Deurningen viert negentigjarig jubileum
NOORD DEURNINGEN - In 1933 werd door de Sint Nicolaaskerk in Denekamp besloten dat er voor de buurtschap Noord Deurningen een kerkgebouw moest komen. De locatie deed veel stof opwaaien, maar de kerk kwam er. Op 29 augustus 1934 was de bouw van de Heilige Jozef voltooid en werd de kerk gewijd door deken Scholten uit Oldenzaal. Het naar de patroonheilige Jozef van Nazareth vernoemde kerkgebouw werd beeldbepalend voor Noord Deurningen, dat van buurtschap uitgroeide tot dorp. En wat als noodkerk voor Denekamp bedoeld was, werd een officiële kerk met een zelfstandige parochie. De Jozefkerk was decennialang het kloppende hart van de samenleving, waarin hele generaties Noord Deurningers werden gedoopt en uitgeleid voordat ze werden begraven of gecremeerd. Anno 2024 zijn het andere tijden en kan het negentigjarig bestaan vooral worden gevierd dankzij een grote groep vrijwilligers die de drijvende kracht vormen.
Enkele van die vrijwilligers zijn Annie, Elly, René, Antoon en Lucy. Wanneer we aanschuiven in het naastgelegen parochiecentrum bevestigen zij het belang van vrijwillige inzet. “Het aantal geestelijken loopt terug, meer dan ooit wordt de kerk in bedrijf gehouden door vrijwilligers. We hebben ongeveer honderd vrijwilligers in ons dorpje van zo’n duizend inwoners, dat geeft aan hoe groot de betrokkenheid is.” Op tafel liggen enkele nostalgische foto’s uit tijden dat aan geestelijken geen gebrek was. Op een foto is een kapelaan van de kerk in Denekamp te zien die in de begintijd regelmatig kwam buurten op zijn brommer.
“Als het volk niet naar de kerk kan komen, dan komt de kerk naar het volk”
Het was de Sint Nicolaaskerk in Denekamp die begin jaren ’30 besloot dat er een kerk moest komen in Noord Deurningen. De kerk in Denekamp was te klein waardoor mensen van verder weg niet bij de diensten konden zijn. De vraag was echter af er een nieuwe kerk gebouwd zou worden vóór Denekamp, in Beuningen, of áchter Denekamp, in Noord Deurningen. Zowel Beuningen als Noord Deurningen waren in die tijd uitgestrekte buurtschappen zonder kern. De meeste boerderijen lagen destijds in de Damshook-buurt. Daar was ook de lagere school, de Bonifatiusschool, aan het eind van de Johanninksweg op de hoek bij de Lattropperstraat. Dat werd in die tijd gezien als het centrum van Noord Deurningen. Aan ‘de grens’ was toen nog niet veel.
Dat veranderde met de ontwikkeling van de textielindustrie in Twente en Nordhorn. Aan de grens werden veel nieuwe textielarbeiderswoningen gebouwd waar nieuwe mensen kwamen te wonen die werkten in Nordhorn. Toen er in 1933 in een keer veertien nieuwe woningen bijkwamen was dat voor de kerk in Denekamp van doorslaggevend belang: er moest een noodkerk komen. Al die mensen moesten immers naar de kerk kunnen. “Als het volk niet naar de kerk kan komen, dan komt de kerk naar het volk”, waren de woorden waarmee in 1933 het startsein werd gegeven voor de bouw van een stenen noodkerk aan de grens in Noord Deurningen. Een jaar later, in 1934, werd het kerkgebouw opgeleverd. De naam van de kerk werd ‘Saint Joseph’, destijds nog op z’n Engels. Bij de invoering van de nieuwe spelling is dat later aangepast naar de Heilige Jozef. Achterin de kerk is nog altijd een gedenksteen te zien waarop deze feiten zijn vastgelegd.
Kanaalgravers en textielarbeiders aan de grens, vrijgevige en opstandige boeren in ‘het echte Noord Deurningen’
Schuin tegenover het kerkhof en de Maria Cloese, die ook tot de kerk behoren, wonen Geert (90) en Truus (89) Veldscholten. Wanneer we bij hen op bezoek zijn schuiven ook Frans Veldscholten (86) en Ben Geers (81) aan. Het gezelschap behoort tot de ‘oude garde’ onder de parochianen. Samen zijn zij goed voor een veelvoud van negentig jaar aan vrijwillige inzet in allerlei hoedanigheden; van jonge misdienaars tot bestuursleden. De anekdotes vliegen dan ook al snel over tafel. Zoals de verhalen die zij zich herinneren over de totstandkoming. “Noord Deurningen was vroeger een heel uitgestrekt gebied van de Penninksbrugweg tot het Denekamper Veld waar alleen boeren woonden. Al in 1884 hadden ze besloten dat de kerk in de toekomst bij de Bonifatiusschool zou moeten komen. Het was de familie Johannink, met de erfnaam Swiep, die net als eerder voor de Bonifatiusschool, de grond voor de kerk al beschikbaar had gesteld.
De locatie aan de grens leidde dan ook tot felle tegenstand onder een groep boeren. De grens was immers voor ‘import’; kanaalgravers en textielarbeiders. Daar waar de Bonifatiusschool stond, dát was ‘het echte Noord Deurningen’.
Toen de kerk er stond werd heel Noord Deurningen aangewezen als parochie, alle katholieken die er woonden vormden de nieuwe parochie en dienden naar de kerk in Noord Deurningen te gaan. De grootste tegenstanders bleven echter naar de kerk in Denekamp gaan, ondanks dat zij tot de parochie van Noord Deurningen behoorden. Uiteindelijk werd daar in Denekamp geen probleem van gemaakt. Ook hebben alle boeren bijgedragen aan de bouw. Dat heeft kapelaan Nieuwe Weme toen slim aangepakt. Hij had een bouwfonds opgericht waarbij iedereen voor een bedrag kon intekenen. De kerk had toen groot aanzien. De kapelaan ging eerst bij de meest welgestelde boer langs waarbij een borrel werd gedronken en een sigaar werd gerookt. Nadat er een mooi bedrag was ingetekend op de lijst ging de kapelaan naar het volgende erf. Zodoende kon iedereen op die lijst zien wie voor welk bedrag had ingetekend. Natuurlijk kon men niet voor elkaar onderdoen en zodoende werd er een mooie bijdrage voor de bouw opgehaald. Een dienstmeid verdiende toen 150 gulden in het jaar en een boerenknecht 300. Maar kapelaan Nieuwe Weme kon honderden guldens ophalen voor de kerk.
De familie ‘Swiep’ heeft ook altijd een grote stempel gehad. Johannes Johannink zat al in het kerkbestuur van Denekamp. Samen met nog twee andere Noord Deurningers kregen zij vanuit Denekamp de taak om de kar te gaan trekken en te zorgen dat er een bestuur kwam.”
Schaatsend naar de kerk
Dat er in negentig jaar veel kan veranderen blijkt wel wanneer het gezelschap verder vertelt. “Noord Deurningen had toen eigenlijk alleen de Grensweg en Johanninksweg en De rest waren zandweggetjes en zelfs de Johanninksweg was niet verhard toen de kerk er was gebouwd. Dat hield men niet tegen om de diensten te bezoeken. Er waren op zondagochtend drie missen, om 7.30 uur, om 9.00 uur en de hoogmis om 10.30 uur. En het zat altijd mutjevol. Want op zondag ging je naar de kerk, door weer en wind.
Zelfs met pasgeboren kinderen ging men met paard en wagen door de kou om een kind zo snel mogelijk te laten dopen door de pastoor. Want als een kind kwam te overlijden voor het doopsel, dan kon het kind niet op het kerkhof begraven worden. Het kerkhof was gewijde grond, dan moest het kindje ‘achter de heg’ zoals dat werd genoemd. Dat was héél erg. Maar ook de zondagdiensten zaten vol in barre winters. Bij vorst kwamen mensen zelfs schaatsend over de onverharde Johanninksweg.”
Dubbeltjesbanken en knipmutsen
In die hoogtijdagen kon je ook niet zomaar willekeurig in de banken gaan zitten. Het gezelschap in huize Veldscholten herinnert zich nog de ‘dubbeltjesbanken’. “Als klein boertje werd je er gewoon uitgebonjourd als je in de verkeerde bank zat. De banken en plaatsen waren toen genummerd en de plaatsen kon je pachten. Hoe verder voorin, hoe meer het kostte. Daar zaten dan de heerboeren en andere welgestelden. Vrouwen zaten nog op een rij met knipmutsen op, dat was een prachtig gezicht. Grote gezinnen met meer dan tien kinderen waren ook geen uitzondering. Allemaal in een mooie bank was niet te betalen, dus kregen veel kinderen een dubbeltje mee waarmee ze in de banken achteraan konden zitten. Dat werden de ‘dubbeltjesbanken’ genoemd. In de laatste drie banken aan beide kanten zaten ze wel met negen mannen gepropt terwijl er zeven in konden. Daar zaten de jongeren van Noord Deurningen.”
Hoog aanzien en geen loon: dus gingen de melkbusjes, sigaren en het beste vlees naar meneer pastoor
“Er was een hiërarchie in die tijden. De kerkelijke huishouding in Denekamp bestond uit de pastoor met drie kapelaans. Huisbezoeken, vergaderingen etc. werden over de dag verdeeld. Een hoofdmeid en twee dienstmeiden moesten de huishouding doen. Het praktische werk in de kerk werd door kosters gedaan, dat was toen een volwaardig beroep. De pastoor zelf had geen loon, maar had wel het hoogste aanzien in het dorp. Bij de huisbezoeken kregen ze vaak waar mee zoals een envelop met een sigaar. De boeren bewaarden na een slacht de beste stukjes vlees altijd voor de pastoor. Wanneer er geen opvolging was, dan gingen zelfs complete boerderijen naar de kerk.
Ook de jagers vereerden de kerk met een bezoekje. Na de jacht kreeg meneer pastoor de haas, de kapelaan kreeg een fazanthaan en het konijn was voor de dirigent van het koor!”, lachen de oude parochianen. “En dan was er nog een melkbusje. ’s Ochtends werd op een boerderij het melkbusje gevuld met wat ze missen konden, natuurlijk was dat busje bij de ene boer voller van bij de andere. Een van de kinderen bracht het melkbusje, en een mandje met eieren onder een zakdoek, dan naar de pastoor. Vervolgens werd het lege mandje en melkbusje naar de volgende boerderij gebracht. Zo was de pastorie elke dag voorzien van verse melk en eieren.”
De pastoor van de grens, de bouwpastoor en de kapelaans
Na de bouw van de H. Jozefkerk werd de Johanninksweg verhard, kwam er met de Willibrordschool een basisschool naast de kerk en werd de kern van Noord Deurningen om de kerk gebouwd. Enkele straten in die kern zijn vernoemd naar geestelijken die een onmisbare rol hebben gespeeld in de historie van de H. Jozefkerk en Noord Deurningen. De eerste kapelaan was kapelaan van Schaik, in de volksmond werd hij ‘de pastoor van de grens’ genoemd. Pastoor Knuif was destijds de pastoor van Denekamp. Na kapelaan van Schaik kwamen kapelaan Weijs en kapelaan Nieuwe Weme. Zoals eerder benoemd zamelde kapelaan Nieuwe Weme geld in voor de nieuwbouw van kerk, maar helaas kwam hij te vroeg te overlijden. Er waren kapelaans en geen pastoor omdat de H. Jozef nog een bijkerk van Denekamp was. Het was gebouwd als noodkerk met de bedoeling om later dienst te doen als verenigingsgebouw. De volle banken en groei van Noord Deurningen zorgden ervoor dat het een zelfstandige kerk en parochie werd.
Op 1 oktober 1962 werd de H. Jozefparochie officieel gesticht. Daarbij werd pastoor Misdorp in 1962 als ‘bouwpastoor’ aangesteld. Hij kwam over uit Zwolle. Voorheen moesten de kerkgangers voor een doopsel, huwelijk of ander Sacrament nog naar Denekamp, sinds 1962 kan dat gewoon in Noord Deurningen. Alleen mocht de pastoor maar twee missen voorgaan op zondag. Voor derde mis kwam toen nog wekelijks een pater uit Oldenzaal, na de preek ging hij met het busje weer terug.
Ook kreeg Noord Deurningen toen haar eigen kerkhof. Pastoor Misdorp bepaalde dat er geen onderscheid mocht zijn tussen arm en rijk op het kerkhof. Hij legde het kerkhof aan en bepaalde dat alle ornamenten hetzelfde waren, en er geen graven veel groter waren en op een hoge heuvel lagen zoals elders gebruikelijk was. Uiteindelijk werd pastoor Misdorp zelf ook op het kerkhof begraven, met een ‘sobere’ steen naar eigen wens.”
Net als Jozef bijzonder in eenvoud
Terug in de parochiezaal bevestigen de parochianen het belang van pastoor Misdorp. “Pastoor Misdorp is een hele belangrijke en geliefde pastoor geweest. Hij was voor gelijkheid. In 1966 was de nieuwbouw voltooid. De kerk was gerestaureerd en naast de kerk was de pastorie gebouwd die door pastoor Misdorp werd betrokken. Met vrijwilligers van de parochie hebben we later, in 1995, het parochiecentrum gebouwd tussen de kerk en de pastorie. In 2004 en 2005 hebben we de kerk gerenoveerd met onder andere een nieuwe aula, het vergroten van het priesterkoor en een nieuwe vloer. En in 2010 werd de entree vernieuwd. Tot de kerk behoren ook het kerkhof en de Mariakapellen, de Maria Cloese naast het kerkhof en de Schotbrookkapel aan het Almelo-Nordhornkanaal bij de Schotbroekweg.”
Jozef is de patroonheilige van onder andere de timmerlieden en arbeiders waardoor hij kan worden gezien als een man van eenvoud. Met trots vertellen de parochianen over de eenvoud van hun kerk. “Wij kregen een noodkerk en daarna werd in Beuningen alsnog een ‘officiële’ kerk gebouwd. Dat is, net als in Tilligte en Lattrop, een prachtige kerk. Maar onze kerk is prachtig in eenvoud en door het eenvoudige karakter van een noodkerk geriefelijk, warm, en ook in 2024 nog relatief makkelijk te onderhouden.”
De H. Jozefkerk heeft met het Jozefkoor en het Themakoor nog twee actieve koren en is nog tweewekelijks een viering: op donderdag om 9.00 uur en in het weekend om en om op de zaterdag om 19.30 uur zondag om 9.00 uur. Kijk voor de actuele vieringen en overige info bij de kerkberichten in Dinkelland Visie of op parochielumenchristi.nl.